Kleinschalige windmolens en de zorg om ons landschap

Hoewel windenergie positief bijdraagt aan de energietransitie hebben windturbines grote invloed op de beleving van het Groninger landschap.

Download PDF

Op het land zijn het vooral de grote turbines van 80 meter en hoger die veel emotie oproepen. In de provincie Groningen is voor deze molens al vroegtijdig helder concentratiebeleid ontwikkeld.

Provinciaal windbeleid

In de provincie Groningen is op een beperkt aantal plekken ruimte geboden voor het ontwikkelen van nieuwe (grote) turbines (luchtfoto Eemshaven), in combinatie met het saneren van enkele willekeurig over de provincie verspreid staande solitaire turbines die het resultaat waren van oud beleid en menigeen een doorn in het oog zijn.

Het lijkt op het eerste oog dan ook verbazingwekkend dat er – in het licht van deze provinciale ruimtelijk heldere hoofdkeuze in de provinciale omgevingsvisie – ruimte is geboden voor de ontwikkeling van kleinschalige windturbines. Zolang deze turbines binnen een bouwvlak wordt geplaatst en de as-hoogte de 15 meter niet overschrijdt, was er wat betreft de provincie geen reden tot zorg.

Kleinschalige windturbines

Met de komst van de sympathiek ogende mechanisch gestuurde windmolen van EAZ (Enschede Aan Zee, als verwijzing naar de TU Enschede, waar een bevlogen groep studenten het product bedacht en ontwikkelde) maakte de kleinschalige windturbine zijn opmars in het Groninger landschap.

Vanuit een breed verantwoordelijkheidsgevoel om met de molen niet alleen bij te dragen aan het verduurzamen van de energiehuishouding van agrarische bedrijven, maar dit ook op een ruimtelijk landschappelijk verantwoorde wijze te doen, is van begin af aan aandacht geweest voor een zorgvuldige plaatsing van de molen op het boerenerf.

Oog voor een zorgvuldige inpassing

Team Ruimtelijke Kwaliteit van stichting Libau ontwikkelde hiervoor een adviesrelatie met EAZ Wind en later ook met Windmolens op Maat. Hierbij wordt in aanloop naar de vergunningsprocedure gezamenlijk naar een plaatsing gezocht waarbij een goede windopbrengst gegarandeerd is en de turbine te begrijpen is als ruimtelijke logische toevoeging bij het betreffende bedrijf.  Daardoor wordt voorkomen dat de turbines los in het landschap komen te staan en van daaruit op termijn hun eigen draagvlak ondermijnen. Inmiddels staan er vele honderden kleinschalige turbines bij boerenerven in Groningen met nagenoeg geen maatschappelijke discussie over de wenselijkheid daarvan.

Heldere plaatsingsprincipes

Het zorgvuldig toepassen van een in de loop der jaren beperkt aantal ontwikkelde heldere ruimtelijke plaatsingsprincipes hebben geleid tot de acceptatie van de turbines met een as-hoogte van maximaal 15 meter als onderdeel van het Groningse agrarische landschap.

Hiermee heeft het provinciaal beleid uiteindelijk goed uitgepakt, werd Groningen koploper en vormt de ontwikkelde aanpak met plaatsingsadviezen een voorbeeld voor andere provincies.

Naar grotere kleine molens?

Het is de vraag of we straks, in navolging van wat we in Friesland al hebben gezien en in de pilot in Drenthe (waarbij geëxperimenteerd wordt met turbines met een as-hoogte van 25 meter) deze grens niet opnieuw naar boven willen bijstellen. Daarmee zijn we terug bij af en gaan we terug naar de tijd van voor het concentratiebeleid.

Externe content

Met de in het hoofdlijnenakkoord 2023-2027 opgenomen voornemen om de as-hoogte van de kleinschalige turbine naar 20 meter te verhogen ontstaat echter wel de zorg of de ervaren vanzelfsprekendheid en acceptatie op de lange termijn zal blijven bestaan. Begrijpelijkerwijs zal een turbine met een as-hoogte van 20 meter meer opbrengst leveren dan één met een as-hoogte van 15 meter. Het is echter onduidelijk waardoor deze nieuwe maximale hoogte wordt ingegeven.

Staat ons landschap opnieuw onder druk?

Een verhoging van de as-hoogte met vijf meter lijkt misschien mee te vallen en de vastgelegde as-hoogte  van 15 meter is in zekere zin ook maar een product van zijn tijd, het is echter wel een product dat zich ruimtelijk prettig verhoudt tot de afmetingen van de grootschalige agrarische bedrijfsgebouwen met nokhoogtes van 12 tot 15 meter. Daarbij maakt de as-hoogte als vuistregel voor de aan te houden plaatsingsafstand van de turbine tot bedrijfsgebouwen, het mogelijk om de molen zodanig compact te organiseren dat het een onderdeel blijft van het totale bebouwingsbeeld.

Met een verhoging van de as-hoogte naar 20 meter en de naar alle waarschijnlijkheid daaruit voortvloeiende grotere wieklengtes, is het de vraag of deze plaatsingsprincipes nog wel op gaan en of de zorgvuldige bewaakte ruimte tussen de boerenerven, het landschap, niet onbedoeld alsnog onder druk komt te staan. De nieuwe maximale as-hoogte kan leiden tot een nieuwe laag turbines die op basis van andere principes worden geplaatst en in het beeld interfereren met de bestaande turbines.

Ons advies

Met dit artikel doen we dan ook een beroep op de provincie om het verhogen van de as-hoogte van kleinschalige turbines zorgvuldig te beschouwen en de wenselijkheid opnieuw af te wegen.

Dit vraagt om een ruimtelijke studie met als mogelijk resultaat een passende set ruimtelijke randvoorwaarden voor het plaatsen van turbines met een nieuwe as-hoogte. Hiermee kan een mogelijke weerstand voor de kleinschalige turbine worden ondervangen en deze een geaccepteerd onderdeel van het Groningse landschap blijven vormen.